Poesjkin en zijn politieke poëzie

Hoewel Aleksandr Poesjkin niet oud is geworden (hij stierf in 1837 op 38-jarige leeftijd in een duel) heeft hij toch een heel oeuvre nagelaten van toneelstukken, proza, een roman in verzen (het meesterwerk Jevgeni Onegin), sprookjes, brieven en vooral poëzie. Van zijn liefdes- en natuurlyriek kan vrijwel elke geletterde Rus enkele verzen citeren.
Minder bekend zijn Poesjkins politiek geïnspireerde gedichten. Tenslotte leefde de schrijver in een woelige tijd (er waren de Napoleontische veldtochten in 1812 en de dekabristenopstand  van december 1825) waarin de censuur en controle van de autocratische monarchie op het dagelijks leven wogen. Het is dan ook niet onlogisch dat Poesjkin politieke standpunten innam die riskant waren. Ondanks die strenge censuur (de schrijver werd meermaals verbannen of gedwongen ‘overgeplaatst’) verwerkte hij zijn standpunten in een aantal van zijn gedichten. Het was niet makkelijk stand te houden in een land met een absolutistische tsaar, maar Poesjkin kon zich dankzij zijn immense bekendheid wat meer veroorloven dan zijn collega’s. Bovendien was hij van adel. Paradoxaal genoeg steunde de dichter meermaals de absolute macht van de tsaar, terwijl hij het eveneens opnam voor zijn eigen vrijheidsidealen en de opvattingen van de dekabristen (onder hen bevonden zich vrienden die op 14 december 1825 een (mislukte) staatsgreep pleegden, waarna de leiders werden geëxecuteerd of verbannen naar Siberië. Het was aan zijn eigen verbanningen (vanaf 1820) te danken dat hij in ’25 niet in Sint-Petersburg, het politieke centrum, vertoefde en daardoor ontsnapte aan een veroordeling.
De bloemlezing Poesjkin als politieke dichter, die hier voor me ligt, heeft een interessante structuur. Ze begint met een Ten geleide van Emmanuel Waegemans, prominent kenner van de geschiedenis van de Russische literatuur. Dan volgt een getuigenis van de Russische historicus Vladimir Ronin, die het politieke aspect van Poesjkins dichterschap toelicht, dat evolueerde van een romantische radicaal-liberale houding tegenover vrijheid naar een veel conservatievere visie. Gaandeweg neemt Poesjkin een nationalistisch en zelfs chauvinistisch standpunt in: wat de tsaar doet, is zijn zaak en (vooral) buitenlanders moeten zich niet bemoeien met binnenlandse aangelegenheden. Poesjkin, die het parlementarisme en de persvrijheid afwees, was in zijn laatste jaren opvallend conservatief voor iemand die open stond voor de ideeën van de Verlichting. Maar de humanistische idee van vrijheid en menselijke waarde blijft doorheen zijn hele werk aanwezig.
Na Ronins inleiding volgt dan waar het in dit boek uiteindelijk om gaat. Achtentwintig representatieve gedichten volgen elkaar in chronologische volgorde op en illustreren Poesjkins politieke evolutie. Elk gedicht wordt in zijn historische context geplaatst en sommige woorden en passages krijgen, indien dat voor een beter begrip noodzakelijk is, een toelichting. De commentaren zijn geschreven door Waegemans, die ook een Poesjkinkenner is.
De gedichten kunnen heldendichten zijn, kritische boodschappen of venijnige epigrammen. Poesjkin schrijft redelijk eigentijds, wat des te meer opvalt door de voortreffelijke vertalingen van Hans Boland. Hij werd ondertussen meermaals gelauwerd voor zijn levenswerk: het vertalen van het hele oeuvre van Aleksandr Poesjkin.

Poesjkin als politieke dichter, (red.) E. Waegemans, Uitgeverij Benerus, Antwerpen, 2015, ISBN 9789081673846


(Philippe Cailliau)