De lyrische instantie

Bij Willy Roggeman (1934) denk je aan jazz en essays. Zo herinner ik mij Blues voor glazenblazers en Free en andere jazzessays, beschouwend proza dat in Nederland bij De Slegte voor handen was. Ik bladerde in de kelder van het Haagse filiaal wel eens in een Roggeman, maar kreeg helaas geen vat op zijn getheoretiseer.
Onlangs verscheen Arabesken met zot Polleken. Deze bundel ‘aantekeningen bij de lectuur van Paul Van Ostaijens Nagelaten Gedichten’ wordt door de auteur in een eerste ‘aantekening’ curieus ingeleid met onder meer:

“het schrijven van de aantekeningen is het doel op zich. Ik doe geen poging om ze te ordenen, te schiften (…) Ik vind dat ik mijzelf onzin mag verkopen. Ik heb tegen de fysieke en mentale afbrokkeling geen enkel wapen buiten het schrijven.”

Is er geen duidelijke inleiding, er is ook geen nawoord. Het minuscule colofon vermeldt een redactie: Kris Latoir en Colette Broeckaert.
Om maar met de deur in huis te vallen. De redactie heeft gefaald.
Paul van Ostaijen vertegenwoordigt op geheel eigen wijze de geest van Dada in de Nederlandse letteren. Het speelse, het bewust niet te verklaren, maar treiterig betoverende in Van Ostaijens gedichten heeft ze tot belangrijk literair erfgoed gemaakt.
Niet te veel aanzitten, zou je denken. En zeker geen verstikkend web van moeilijke adjectieven en cryptische theorieën om dit oeuvre weven. Wel de geest van de jaren twintig in relatie tot dit werk beschrijven en de tendens van verandering in de kunsten vlak na W.O. I. Helaas. Willy Roggeman laat op een handjevol verfrissende gedichten een stroperige quasi geleerdheid los. De welwillende lezer probeert er nog in door te dringen, maar krijgt last van indigestie en moet de strijd na enige tijd piepend staken.
Tekenend voor dit met geen enkel hakmes te penetreren ideeënoerwoud is dat de vlijtige aantekenaar nu en dan een ‘lyrische instantie’ aanroept om zijn redeneringen beter op het spoor te houden. Ja, natuurlijk. Bij het wonder van de poëzie hoort een heuse instantie, een geheimzinnige autoriteit die meehelpt om de vrije beweging van poëzie dood te babbelen. O Lyrische Instantie! Als u werkelijk bestaat, reik Willy Roggeman dan de deugden van helderheid en beperking aan. Amen.

Wij eindigen met gebed.

Jong landschap
Zo staan beiden bijna roerloos in de weide 
het meisje dat loodrecht aan een touw des levens hangt 
legt hare lange hand op de lange rechte lijn der geit 
die aan haar dunne poten de aarde averechts draagt 
Tegen haar wit en zwart geruite schort 
houdt het meisje dat ik Ursula noem 
- in 't spelevaren met mijn eenzaamneid - 
een klaproos hoog

Er zijn geen woorden die zo sierlik zijn
als ringen in zeboehorens
en tijdgetaand zoals een zeboehuid -
hun waarde bloot naar binnen schokken
Zulke woorden las ik gaarne tot een garve
voor het meisje met de geit

Over de randen van mijn handen
tasten mijn handen
naar mijn andere handen
onophoudelik

Arabesken met zot Polleken, Willy Roggeman, Uitgeverij het balanseer, Aalst, 2014, ISBN 9789079202263

(Erick Kila)