De Zoutkrabber Expedities

Peter Holvoet-Hanssen vormt samen met Noëlla Elpers een schrijverskoppel, een literair kapersnest dat dit jaar zijn twintigjarig bestaan viert. Beiden staan buiten het momentane zoeklicht. Er scheelt overigens wat aan de bejaarde, literaire huishouding van dé media. Niettemin zijn het prijsbeesten. Peter Holvoet-Hanssen won de driejaarlijkse Cultuurprijs van de Vlaamse Gemeenschap in 2008 en de driejaarlijkse Paul Snoek Poëzieprijs in 2010.  Van 2010 tot 2011 was hij de enthousiaste Antwerpse Stadsdichter die half Antwerpen bij zijn wervelende, literaire projecten betrok. Geen cavalier seul dus. Na het verschijnen van zijn Reis naar inframundo werd hij in 2012 met de Arkprijs van het Vrije Woord bekroond. Peter Holvoet-Hanssen publiceerde overigens reeds eerder proza: De vliegende monnik.
Voor De Zoutkrabber Expedities, van deze kaperkapitein heb ik lange tijd op de uitkijk gestaan. Vorig jaar trok hij zich terug in Estland om in afzondering ver van dit steggelend laagland  aan zijn boek te kunnen werken. Estland duikt er dan ook, dat moge niet verbazen, in op.
De Zoutkrabber Expedities bestaat uit twee delen. Het verhaal van Leen Pul, het echt gebeurde levensverhaal van de Nederlander Leendert van den Berg, tijdens de Tweede Wereldoorlog verplicht tewerkgesteld in de oorlogsindustrie van Nazi-Duitsland, is de bescheiden sleepboot die het grote verhaal van Finbar en Louise als een wiegend zeilschip de haven in sleept. Hier begint  in 2012 en dus 67 jaar later een mooie liefdesgeschiedenis van twee rond elkaar slingerende tegengestelden: de teruggetrokken Finbar en de rusteloze, rondtrekkende en geëngageerde Louise, kleindochter van Leen Pul.  Thuiskomen is de gouden draad en inderdaad dit thema geurt als vers gezette koffie.
Er zit een gaatje in de werkelijkheid waar wij doorheen kunnen kijken, als wij dat willen. Uit Goede Donderdag van John Steinbeck. Met deze zin in het achterhoofd las ik het verhaal van Finbar en Louise. Het is met de zinderende zee-taal van Peter Holvoet-Hanssen dat we in het tweede deel door ‘zijn’ werkelijkheid kijken. Als lezer word je heerlijk Zeeziek op het land: ‘ik ben een landrot, maar er zit zeewater in mijn bloed…ik ben een boot op het land, haveloos… de rust van de romp, geurend naar geofferde eiken…vechtersbloed gepekeld in tranen… hoe het water kraakte…haar zoute boezem…hersendraaikolk…zee-zuiper…Ach, mensen zijn stinkrobben en veelvraten. Brul als een misthoorn….Wolken verenig u. Zing! …laat uw woorden rollewaaien. Gebruik de koperen scheepshoorn..’ Eindeloos blijven ze duren, Holvoets zinnen van spinthout  met prikkeldraadtranen als een borreltje tegen de pijn van het zijn, als een grondzee met gierende kont. Dit ruizelen van de zee is zijn Inframundo dat heen en weer klotst tussen Antwerpen, Oostende, en Estland. Wat een taal! De taal van een dichter, die laat zich niet loochenen.
De Zoutkrabber Expedities is naar mijn mening ook een voortreffelijke titel, heel poëtisch en eigentijds. Het is eens wat anders dan Kaddisj voor een Kut, weliswaar een alliteratie of het kortere Zeik dat maar blijft plassen. Ach, van dat oubollig en uitgewoond ‘schokeffect’ moet ik geeuwen-gapen.

De Zoutkrabber Expedities, Peter Holvoet-Hanssen, Prometheus, Amsterdam, ISBN  978 9044626797

(Frank De Vos)