Een parel van een essay

In een uiterst bondig essay weet Nicole Van Overstraeten heel goed de dichter Guy van Hoof te beelden: romantische tristesse, existentieel angstig, maatschappelijk betrokken, dromerig, rusteloos en wispelturig.
Van Hoofs poëzie is daar het resultaat van, de symbiose. Hij schrijft ‘intrigerende verzen’, zegt Nicole Van Overstraeten. Filmisch, rustige observaties, waarin mensen een eindeloze rol vertolken. Maar er is meer: de dichter is tegelijk buitenstaander en personage. Met Jan van Nijlen voelt Van Hoof zich verwant, zelfs in die mate dat hij hem beschouwt als zijn dubbelganger.

Het was Van Nijlen niet

die ik voorbij zag gaan.
Het was zijn dubbelganger die,

breed de laan uitliep.

Van Nijlen en Van Hoof delen eenvoud en een schijnbare vanzelfsprekendheid. Melancholisch? Ja en ook ironie en zelfspot. Zijn poëzie heeft veel weg van een eeuwige zoektocht naar identiteit. Soms lijkt het of de persoon Van Hoof loskomt van zijn lichaam en een personage wordt, als het ware een acteur die op reis is.
Guy van Hoof is een stadsdichter en ook een stadsmens. Hij schrijft gedichten over hoofdstad Brussel, Florence, over het Stadspark in Antwerpen, over Praag en Parijs. Hij beschrijft graag de barre, desolate eenzaamheid die gelinkt wordt aan grootstedelijkheid en reikt de lezer een charmant plekje aan.
Wat je bij hem niet zou verwachten is ‘dit ondoorgrondelijke landschap van groen en riet’. Dat bestaat hier uit vijftien natuurgedichten die zijn geschreven bij grafisch werk van Lieve Pettens, over de Oude Landen, een natuurgebied in de omgeving van Ekeren.
Vooraleer Nicole Van Overstraeten haar essay afrondt, - een essay dat mij om velerlei redenen heeft bekoord: het is kleinschalig maar doordacht, met een onvermoede diepgang in weinig woorden die zoveel gevoelens omvat, - schenkt zij aandacht aan Guy Van Hoofs engagement. Zijn verleden en zijn afkomst, het milieu zeker ook, sijpelen vaker door in zijn poëzie. Hij is links indien ik de sporen van een soort klassenbewustzijn hiervoor als bewijs mag gebruiken. Ik snuif er met graagte de linkse politieke ideeën uit op, zijn humane reflex ook, zijn aversie voor consumerisme (het nevelgordijn om het volk af te leiden, weet u wel).
Waarom is het leven dan toch zo huiveringwekkend mooi? Is dat nou een paradox, of is het een aandachttrekker? Guy Van Hoof schrijft toch over het kleine, het fragiele, het menselijke, over de tristesse en over de ontgoochelingen waarvan hij met zo’n moeite herstelt? Waarom dan toch die omschrijving dat de dagen huiveringwekkend mooi zijn? Is het om zijn mysterieuze glimlach? Of gaat het toch alleen maar over woorden? Om de woorden zelf? Denkt Guy Van Hoof dat hij het best blijft bovendrijven, want als hij onder de golven duikt, zou hij kunnen verdrinken. Nicole Van Overstraeten schreef een parel van een essay: zonder omhaal, to the point, met een licht badinerende pen legt zij de gevoeligheden van de dichter bloot, niet in clichés, maar met doordachte bemerkingen.

De dagen zijn huiveringwekkend mooi, Nicole Van Overstraeten, uitgave VKH- Vriendenkring Kunst Houtland, Torhout, 2012

(Thierry Deleu)