Heet en langzaam

Karel Sergen (die onder zijn echte naam Karel Segers ruim tien jaar als literair recensent voor Het Belang van Limburg werkte) is in het literaire Vlaanderen één van die geëngageerde en gedreven auteurs, die geloven in de helende kracht van de taal en van het schrijven. Hij was medestichter van Leuvense Letteren en van Mengmettaal, het pluralistische schrijverscollectief met standplaats Leuven.

Een veeldichter kan je Sergen niet noemen. Maar na een opgemerkt debuut in 1984 met de bundel Zonder verhaal publiceert hij met een gestadige regelmaat, om de 3 à 4 jaar, een doorwerkte bundel. Dit is zijn negende en zijn zesde bij uitgeverij P.
Zoals zijn vorige bundels drijft ook deze op een maatschappijkritische ondertoon, nauwelijks voelbaar maar daarom niet minder indringend. Het is typisch voor de poëzie van Sergen - en ze vindt daarin ook haar aanstekelijke kracht - dat hij zijn maatschappelijk engagement weet te verwoorden met een vanzelfsprekende elegantie en luchtigheid. Taal die ruimte laat, licht en speels als zeepbellen, die je met een goed gevoel achterlaat. Sergen is de meester van het alledaagse, dat hij transcendeert tot een erg toegankelijk poëtisch universum. In die zin is hij beslist schatplichtig aan Herman de Coninck. Sergen zelf noemt poëzie de vakantie van de filosofie. Het balkon keek uit over de wereld. / hij mocht er bellen blazen. de wind zat goed. / hij keek hoe soms het zonlicht kleur kaatste in een vlies.

De bundel bestaat uit drie cycli, telkens ingeleid en van elkaar gescheiden, door een wondermooie illustratie van Ingrid Gordon. Het thema is reizen, maar reizen om je eigen plek te ontdekken en er met nieuwe verwondering naar te kijken. Zijn gedichten lezen makkelijk, staccato verzen wisselen af met gebonden lyrische zinnen. Maar af en toe weet de dichter zich duidelijk niet in te tomen, waarbij het cliché wel erg dicht in de buurt is. Wat bijvoorbeeld te denken van waarom je bij het pellen van een verse ui / je traanklieren voelt zwellen, die prikkels / toch altijd. is dit een grap of om te huilen, /het is gênant, het mesje moet even aan de kant. Zo ook in het gedicht luca, waar bovendien de cadans, juist één van de sterke punten van Sergens poëzie, ontspoort en verdwaalt in volzinnen. daar zal zij staan, luca, bij de wilgenboom. / zij zal de vogels horen die na de nacht springen, zingen. / en zij zal dansen, traag, met de wind en naar het water luisteren /... Dit is jammer - wellicht had de dichter in dat verband hier en daar wat meer zelfkritisch mogen zijn - want deze bundel ademt een optimisme en een levenslust, die aansporen en aanstekelijk zijn. Zo bijvoorbeeld het pakkende openingsgedicht toestand: wat een mens opspaart, het ligt / breed uitgestald in zacht september en het wondermooie vraag.

Ik heb deze bundel met plezier gelezen, al was het bad bij momenten wat lauw.


Het bad heet en langzaam, Karel Sergen, Uitgeverij P, Leuven, 2011, ISBN 978-90-79433-67-4

(Richard Foqué)