Over vallende mannen

Op de cover een foto van drie kerels die boven een grasvlakte zweven: Vallende mannen is de nieuwste bundel van Coen Peppelenbos. Met Doeke Sijens schreef hij de romans Tavenier (2003) en Harde actie (2005). In 2008 publiceerde hij Victorie, een roman met een flamboyante biseksueel als hoofdpersoon. Als dichter debuteerde hij met Sing Sing (2007), een bundel die werd geprezen om zijn heldere taal en ongecompliceerde gedichten. Het thema van het vallen komt meermaals terug in deze bundel: Ik ben een bezienswaardigheid in bed. / Ik kan niet vliegen, alleen vallen. Eén gedicht heet zelfs De valkunstenaar: Vallen is loslaten / het moment bepalen / dat je je overgeeft / aan zwaartekracht. // Ik ben te verdrietig / om je te vertellen / dat. // Vasthouden is de voorbode / van vallen. Vasthouden / is onzekerheid in de vingers. // De oceaan opvaren is / horizontaal vallen / je laat de onzekerheid / achter bij de mensen / die je uitzwaaien. // Je ziet mij huilen / je ziet mij vallen / je ziet mij vertrekken / dit laat je niet los. Dat Coen Peppelenbos iets heeft met vallen, vliegen en zweven is duidelijk. Zelfs de bloemlezing die hij in 2008 met Nick ter Wal samenstelde uit de poëzie van A. Marja kreeg als titel Ergens halverwege zweven. De dichter heeft niet veel nodig om er poëzie van te maken: een skater, de langste man ter wereld ("2 meter 46 en een half"), een duif, mussen, een klasfoto, een kangoeroe, standbeelden, een circus, een voetballer als Ronaldo etcetera. Hij heeft evenmin grote woorden nodig of een ingewikkelde poëtica om aangrijpende en ontroerende poëzie te schrijven die beklijft, zoals in het gedicht Schikking: Ze dekt de tafel altijd voor twee / in haar hoofd, laat een bord weg / een lepel een vork een mes een mens / praat tegen de weerman / herhaalt alles nog een keer / 12 graden, storing, isobaren / kijkt naar buiten / of de bui al komt. // Ze zet altijd te veel koffie / telt de muren, de jaren / controleert de telefoon / of hij het nog wel doet / streept adressen door / wacht op slaap. // Morgen bingo. We kunnen de criticus Rob Schouten, die in het tijdschrift Awater over Sing Sing schreef: "Aan mij waren zijn haast terloopse maar niettemin zorgvuldig genoteerde bestaantekortjes wel besteed", alleen maar bijtreden. In Vallende mannen is dat niet anders. Ik ben benieuwd naar meer van deze 'bestaantekortjes', die vaak baden in een zacht weemoedige sfeer. En intussen zien we samen met de dichter een duif die wegvliegt, geeft zichzelf applaus. // Door het dakraam zien we de hemel / en af en toe een vogel / op weg naar god weet waar. En de dichter zelf? Die droomt van lege kamers, verlaten gangen, / ruimtes zonder muur. / Niets valt om. Niets houdt stand. Heb deze bundel graag gelezen.

Vallende mannen, Coen Peppelenbos, Uitgeverij kleine Uil, Groningen, 2011, ISBN 978 90 7748 7976


(Roger Nupie)